Ze droeg me voor haar buik, haar armen om me heen geslagen.
‘Ik heb er zoveel zin in.’ Ze zei het wel drie keer tegen de jongen die meeliep naar de bushalte. Ik voelde me net zo. Even geen zolder, wel zonlicht en de ochtendbries.
In de bus legde ze me op twee stoelen. Even later stapte ze uit en droeg me op diezelfde manier over het perron in Heerenveen. Ze gaf de jongen een kus op zijn mond en zette me voor haar op de grond. Ik begreep dat ze voor het eerst samen op vakantie gingen, met de trein naar een bestemming ver weg in Zuid-Limburg.
In Utrecht werd ik te zwaar, zei ze. Om hun aansluitende trein te halen renden ze door het station. Ze kenden de route niet. Zij klaagde dat de draagriem van haar sporttas in haar schouder sneed. Misschien had ze beter haar cassetterecorder en extra paar schoenen thuis kunnen laten. De jongen droeg een grote groene plunjezak waarin zij twee pannen, een gasbrander en een gastank had gestopt. Hij tilde ook een strandtas waar een tweepersoons luchtbed, twee slaapzakken, een pomp, twee kussens en blikken met bruine bonen, ananas en doperwten in waren beland. Gelukkig hadden ze de badmintonrackets op het laatste moment thuisgelaten.
In de trein legde ze me op de grond. De onderkant van mijn buidel brandde, ze had me over de tegels en van de trap getrokken. Het was zijn idee om in een tussenstuk van de trein te gaan zitten, zodat ze niet met al hun bagage tussen de bankjes door hoefden.
‘Heerlijk hier,’ zei ze. Dat vond ik ook.
Een paar uur later zette ze me overeind en sleepte me achter haar aan, via de trap – bam bam – de trein uit en het station af. Ik zag alleen een klein stenen gebouw in de natuur en vroeg me af of dit de goede bestemming was.
‘Yes, we zijn in Eijsden!’ riep ze. ‘Welke kant moeten we op?’
De jongen wees in de richting waar de trein net vandaan gekomen was. Zij sleepte me het dorp door en later over het fietspad langs de weilanden en wijnranken.
‘Wat irritant dat de camping zo ver weg is,’ zei ze. Ik voelde dat er een gaatje in mijn buidel ontstond.
Met haar vrije arm veegde ze keer op keer zweet van haar voorhoofd.
‘Geef mij maar,’ zei de jongen.
‘Dan wil ik de strandtas,’ zei zij. Na een paar stappen hoorde ik haar zeggen dat die helemaal niet te huffen was. Daarna tilde hij de plunjezak én mij én nam een hengsel van de strandtas in een hand, zij pakte het andere hengsel vast.
Ik was sterk, van dik donkergroen katoen met twee plastic ramen en ik had een binnentent. Mij kregen ze er niet zomaar onder. Toch voelde ik langzaam hoe een van mijn stokken over de grond begon te schuren. Hier zouden haar ouders beslist niet blij mee zijn.
‘Ik stop. Ik kan niet meer,’ zei zij ineens. Hij gooide me in de berm naast de mais en liep alleen verder. Zij ging bovenop me zitten, keek naar de striemen in haar hand en zuchtte.
Even later kwam hij terug met een zinken bak op een wiel, ik werd erin gelegd. Bovenop mij legden ze de plunjezak, de strand- en sporttas en hun rugzakken waar boeken, flesjes water en een fotocamera inzaten. Zo bereikte ik de camping waar ik me eindelijk kon uitrekken en wat tot rust kwam.
Zij en de jongen hadden fietsen gehuurd, haalden nasi bij de chinees en aten dat in de tuin van een middeleeuws kasteel. Ze wilden ook naar een tijdrit van de Tour de France in België maar waren met hun fietsen op de snelweg in Luik terechtgekomen. Ze lachten erom. Omdat ze in België te veel geld hadden gepind moesten ze nog een dag de grens over om dat uit te geven. Ze dronken bier en cola op terrasjes en speelden midgetgolf. Op een avond was er onweer voorspeld en harde wind en haalde de jongen overal grote stenen vandaan, uit de bosjes en van de oever van de Maas. Hij legde ze op mijn zeil zodat ik niet kon wegvliegen. Dat had ik waarschijnlijk sowieso niet gedaan.
Zes dagen later werd ik opgerold en ingepakt en trokken ze me over het fietspad, stations en stoeptegels terug naar Friesland. Het gat in mijn buidel werd groter en er hingen drie stokken uit, dat had ze pas in de gaten vlakbij haar huis. Ze bood mij geen excuses aan, haar ouders wel. Ze telden de stokken, maar ik wist dat ik ze bij elkaar had kunnen houden. Ze zouden me nooit weer meenemen, zeiden ze en kochten een lichtgewicht tentje, waardoor ik nu nog steeds op zolder lig.
Weergaven: 284
Wow, wat een prachtig verhaal Tirza! Wat leuk om jullie belevenissen van zo’n eerste vakantie te lezen. Dat was afzien, helemaal met het o.v naar het uiterste puntje van het land. Wat een verschil met jullie grote reizen van nu. En die arme tent, ik kreeg gewoon medelijden met haar. Het zou leuk zijn om haar nog een keer in de tuin op te zetten, wie weet wil jullie jongste er nog een nachtje in bivakkeren. Het is goed dat kinderen zien wat een luxe het vandaag de dag is. En daarna misschien doneren aan een second hand- zaak. Kan je er nog andere kinderen blij mee maken, nu de vakantie voor de deur staat.
Nog veel plezier met schrijven.
Groetjes Etie
Dankjewel Etie. Het was inderdaad een heel avontuur toen en we namen ieder jaar daarna minder en lichtere bagage mee. Ik zal eens kijken of de tent nog op te zetten is :-).