In de Atlantische Oceaan ligt een klein subtropisch eiland. Er groeien bloemen in vrolijke kleuren en de zon schijnt er bijna altijd. De Portugezen veroverden het eiland dat eigenlijk dichterbij Afrika ligt. Ze noemden het Madeira, wat hout betekent en verwijst naar het grote Laurierbos in het noordwesten. Ieder jaar komen er veel toeristen naar Madeira. Ze wandelen over het beste wandelpadennetwerk van Europa, gaan de oceaan op voor een walvis- of dolfijnexcursie en slenteren door de sfeervolle dorpjes.
Op een dag lag het eiland verscholen onder een dikke laag wolken. De piloot van een vliegtuig vol toeristen zag alleen maar witte lucht. Er was niet eens een streepje van de landingsbaan te zien die op 180 pilaren in de oceaan was gebouwd, naast een berg. De piloot hoopte dat de wolken verdwenen en ging rondjes vliegen om het 22 kilometer brede en 57 kilometer lange eiland. De passagiers werden er misselijk van.
Ze wilden heel graag landen om Ponta de Sâo Lourenço te bezoeken. Een rij steile, vulkanische kliffen en ravijnen in roodbruine kleuren die zich kilometerslang uitstrekte in de oceaan.
Ze wilden zwemmen bij het strand Praia Prainha dat lag ingesloten tussen rotsen. Of een ijsje eten in Machico, een stad waar de golven van de oceaan op grote keien rolden. En waarvandaan je vliegtuigen kon spotten die vlak voor de rotsen wel de bocht naar de landingsbaan maakten.
Ze wilden het CR&7 Museum bezoeken om prijzen te bewonderen van Christiano Ronaldo, een van de beste voetballers ter wereld, geboren op Madeira. Het vliegveld had zijn naam gekregen, de toeristen hoopten er snel te landen.
‘Het spijt me,’ zei de piloot. ‘Onze brandstof raakt op. We vliegen naar de Canarische eilanden.’
Het vliegtuig vloog weg van de hoofdstad Funchal, de plek waar de vakantiegangers door de smalle straatjes van de oude stad – Zona Velha – wilden slenteren en foto’s wilden maken van straatkunst in de pittoreske Rua de Santa Maria.
Ze wilden in Funchal nieuwe kleren shoppen, op een terras zitten aan de haven en het okergele fort uit de 17e eeuw bekijken.
In plaats daarvan zagen ze door de kleine vliegtuigramen in een helderblauwe lucht de Pico del Teide opdoemen, de grootste vulkaan van Tenerife. De zoete geur van zomer rolde het vliegtuig binnen toen de bemanning na de landing de deuren van het vliegtuig opende. De passagiers moesten blijven zitten, hun magen begonnen te knorren. Ze kochten een chocoladereep of een stroopwafel omdat de broodjes in het vliegtuig op waren. Ondertussen vulden mannen in gele hesjes een uur lang de tank van het vliegtuig met kerosine.
‘We horen dat er ondertussen vliegtuigen zijn geland op Madeira,’ stemde de piloot zijn passagiers hoopvol. Dus vloog hij terug. Heel snel. Maar de wolken hadden zich opnieuw gesloten. Nog steeds konden de mensen in het vliegtuig alleen maar dromen van Pico de Arieiro, het dak van de wereld. Van de grillige rotsen die zich daar eindeloos uitstrekten tegen de blauwe lucht (zie foto boven deze blog).
En van het duizelingwekkende Cabo Grião, Madeira’s hoogste klif waar je door glazen platen 580 meter onder je de oceaan kon zien. Het was zelfs het op een na hoogste klif ter wereld.
Vroeger, als de piraten Madeira aanvielen, verscholen de nonnen zich in een vallei tussen de bergen. Curral das Freiras heette dat dorp nu, waar je alleen kon komen via een lange tunnel en het stil was tussen de hoge bergen.
‘Ik durf het bijna niet te zeggen,’ zei de piloot. ‘Ik ben bang dat we straks opnieuw terug moeten naar de Canarische eilanden en dan breng ik jullie vandaag niet meer op Madeira.’ De passagiers keken verdrietig, en draaierig van alle rondjes die ze vlogen. Ze kochten nog een chocoladereep. Het was al middag.
Waren ze maar in Monte, waar ze botanische tuinen, kleurrijke huizen en een waterval konden zien. Ze konden er met de kabelbaan naartoe, of met de auto als ze te weinig tijd hadden. Misschien gingen ze wel terug met een rodelslee.
En toen, uit het niets, verschenen er kleuren buiten de vliegtuigraampjes. Roodbruine bergtoppen en groen begroeide. De passagiers zagen de blauwe oceaan en er kwamen gebouwen in beeld. ‘We gaan landen!’ riepen ze tegen elkaar. ‘Kijk dan! We gaan landen!’
De piloot zag de korte landingsbaan die recht boven de oceaan begon. Hij had een speciale opleiding gevolgd om zijn vliegtuig op Madeira veilig aan de grond te zetten. De passagiers klapten hun handen stuk. Eindelijk, nadat ze acht uur in het vliegtuig hadden gezeten, waren ze aangekomen op Madeira. Waar het regende, en koud was, maar dat deerde niemand. Morgen zou de zon doorbreken.